We vlogen rechtstreeks op Trondheim dat ongeveer halverwege Noorwegen ligt, daar waar het land smaller begint te worden. We haalden de huurauto op en reden direct naar het zuiden richting nationaal park Jotunheimen. We laten meestal het weerbericht bepalen hoe de roadtrip verloopt en in deze hoek beloofde het de eerste dagen goed weer te worden.
Onderweg passeerden we nationaal park Dovrefjell waar we stopten om een klein stukje naar uitzichtpunt Snøhetta te lopen. Het uitzichtpunt is een gaaf gebouwtje waarbij organisch houtsnijwerk is gecombineerd met een strakke geroest stalen buitenafwerking. Het wijdse uitzicht over kale uitgestrekte vlakte van de Dovrefjell is fantastisch. In de verte zie je de met sneeuw bedekte Snøhetta liggen, de hoogste berg van het gebied. De Snøhetta stond op het lijstje om te beklimmen maar de pendelbus die ons naar de voet van de berg zou kunnen brengen reed nog niet.
Omdat het al wat later werd en omdat ik altijd best gaar ben van de vliegreis besloten we om de eerste nacht hier op een camping door te brengen. Dovrefjell staat bekend om de Muskusossen die er in het wild leven. De vrouw van de camping vertelde dat er vlakbij enkele gesignaleerd waren. Ze liet ons een bericht zien op facebook waarmee mensen in de regio elkaar op de hoogte houden van waar de beesten gezien zijn. ‘s Avonds liepen we nog een keer het gebied in om Muskusossen te spotten maar we kwamen er geen tegen, alleen stront.
De volgende ochtend reisden we verder naar Besseggen, een van de bekendere hikes van Noorwegen. Het is bekend vanwege de smalle ridge tussen een hoog en veel lager gelegen meer waar je overheen loopt. De populariteit van de hike werd bevestigd door de enorme parkeerplaats maar die was helemaal leeg. De pendelbussen reden niet en ook de ferry waarmee je over het lager gelegen meer terug naar het beginpunt gebracht kon worden was nog niet in gebruik. En toen begon het ook nog eens te regenen, de moed zakte een beetje in mijn schoenen.
Knop om, regenpak mee en gaan. Al snel klaarde het op. Er was geen toerist te bekennen dus dat was top, we liepen bijna heel de route alleen. Het is best een heftige klim, vooral het eerst gedeelte. Op een aantal plekken is het flink klauteren en ook moet je nog een klein stukje met stalen kettingen omhoog zien te komen. Ook steek je nog een kleine waterval over en moet je een aantal sneeuwvelden over, maar dat kwam waarschijnlijk omdat we er zo vroeg in het jaar waren.
De uitzichten over het lager gelegen meer zijn de gehele route schitterend. Na ongeveer 2,5 uur klimmen kwamen we aan bij het punt waar de doorgang tussen het hoger gelegen meer en de afgrond naar het lager liggende meer het smalst is. Wat een fantastisch mooi beeld met het kleurverschil in de twee meren. Het waaide enorm en het was ook behoorlijk koud. We besloten om te keren en terug te lopen naar de auto. Normaal gesproken zou je hier doorlopen en dan met de boot terug gaan naar het beginpunt maar dat ging nu dus niet.
Het zou de volgende dag in de ochtend ook nog redelijk mooi weer zijn dus we besloten om nog even in Jotunheimen nationaal park te blijven. We zochten een mooie plek om onze tent op te zetten en die vonden we aan een meer bij een steigertje.
Het was een koude nacht. Ik heb een slaapzak die comfortabel zou moeten zijn tot 2 graden maar zelfs met thermokleding, sokken en een fleecevest aan was het nog niet heel comfortabel. Ik moet echt eens gaan kijken naar een betere. Of misschien een kruik mee, ook geen gek idee. Die zijn er vast wel in backpackformaat.
De volgende ochtend reden we wat rond door Jotunheimen. We stopten bij een rivier langs de weg waar we een stuk langs liepen. Wat een prachtig gebied. We haalde een versgebakken brood bij een kleine supermarkt. De eigenaar vertelde ons dat er een mooie onverharde tolweg diep het nationaal park in liep dus we besloten om die te rijden. Het was een prachtige route omringd door de hoge bergen van Jotunheimen. Ik had eigenlijk het plan om hier de Galdhoppigen, de hoogste berg van Noorwegen te beklimmen. Maar omdat het weer om zou gaan slaan en omdat we inmiddels wel door hadden dat we iets te vroeg in het seizoen op deze plek waren hebben we daar vanaf gezien. Die blijft dus nog even op het lijstje staan.
We reden verder in de richting van Geiranger, de bekendste fjord van Noorwegen. Onderweg reden we bij toeval een afslag in waar een enorme waterval naar beneden denderde. Er bleek een fantastisch wandelpad te lopen waarbij je een aantal keer de waterval over steekt. Eén keer overbrug je de waterval over een steen, heel tof. Ongeloofelijk wat een pracht je in Noorwegen op een willekeurige plek langs de weg kan tegenkomen.
De weg naar Geiranger voert over een schitterende hoogvlakte. De bergen werden steeds witter en de meren vulden zich met ijsschotsen. Dat we steeds dichter bij de UNESCO Geiranger fjord kwamen was duidelijk te zien aan de bussen met grijze dakduiven die we tegen kwamen. Er lag een groot cruiseschip wat al de bussen met toeristen verklaarde. Wel gaaf om zo’n enorme boot te zien liggen tussen de honderden meters hoge rotswanden.
De weg kronkelde verder het dal in en we daalden af naar het kleine gelijknamige dorpje. Omdat het enorm klote weer zou worden besloten we een hytter te huren voor deze nacht. Een hytter is een houten blokhutje waar een bed en een zitje in zit. Meestal zit er geen keuken of water in, daarvoor moet je dan naar de gezamenlijke kookplaats van de camping. We verwachtte bizarre prijzen gezien de locatie maar dat viel echt reuze mee, 1000,- NOK (90,- euro) voor een nachtje.
Ook in Geiranger dendert een enorme waterval naar beneden. Hierover is een mooi pad van roostertreden trappen gebouwd dat afdaalt naar de haven. Erg gaf om over de waterval te lopen en onder je het water met enorm geweld naar beneden te zien kletteren. Juni is wat dat betreft de beste maand om naar Noorwegen te gaan. Al het smeltende ijs zorgt voor goed gevulde watervallen.
Woensdag zou verreweg de slechtste dag van de week worden. We hadden geen plannen dus we besloten om maar wat rond te gaan rijden. We reden iets terug naar de hoogvlakte waar we de vorige dag overheen gekomen waren. Via lange tunnels daalden we af naar het naastgelegen dal waar we bij toeval het informatiecentrum van de Jostedalsbreen, één van de grootste gletsjers van Europa tegen kwamen.
De medewerksters vertelden enthousiast over een bezoek aan de gletsjer. We besloten om door te rijden naar de Briksdalsbre, een vertakking van de Jostedalsbreen gletsjer. Het klaarde langzaam op en de regen maakte plaats voor wat zonneschijn. Via een pad dat wederom langs een grote waterval omhoog loopt kom je bij het gletsjermeer vanwaar je uitzicht hebt op de gletsjer, wat een mooie plek. Helaas is het echt mega toeristisch. Langs het wandelpad loopt een weg waar de cruiseschiptoeristen met luidruchtige dieselwagentjes omhoog gereden worden. Echt belachelijk.
We reden terug naar Geiranger. We kwamen weer over de hoogvlakte en nu het wat beter weer was zag dat er nog fraaier uit dan voorheen. Ik liet mijn drone op, wat een gaaf beeld zo met de weg die door het ruige besneeuwde landschap snijdt.
Ik had inmiddels ontdekt waar een van de meest iconische plekken bij Geiranger was en dat was gek genoeg bij het uitkijkpunt waar we de dag ervoor ook al even waren gestopt toen er hordes toeristen liepen. Nu was het er rustig. De plek ligt verscholen, net iets onder het uitkijkpunt waardoor de gemiddelde toerist eraan voorbij gaat. Je moet een klein hekje over en een heel klein stukje afdalen om er te komen. We maakten hier een van de tofste foto’s van de vakantie. Prachtig zo met de zon die er net doorheen prikt.
We sliepen op dezelfde camping als de nacht ervoor maar dit keer wel in de tent, vlak naast de waterval. Wat een kabaal maakt dat!
Een van de bekendste hikes in het gebied is die van Skageflå naar het dorp Geiranger (of andersom), Skageflå is een oude verlaten middeleeuwse boerderij die op een hoge rotswand ergens halverwege de Geirangerfjord is gesitueerd. Om bij het startpunt te komen reserveerden we een RIB boot waarmee we over de fjord vaarden. We werden afgezet bij een kleine aanlegplaats tegenover de zeven zusters, een 300 meter hoge waterval die neerstort in de fjord. Vanaf het beginpunt zigzagt er een steil pad langs de fjordwand omhoog. Op sommige plekken klauter je een stukje langs een diepe afgrond maar het wordt nergens echt gevaarlijk of eng.
Het uitzicht op de fjord en de zeven zusters werd naarmate we hoger kwamen steeds fraaier. Na ongeveer 40 minuten bereikten we de boerderij. Wat een super gave afgelegen plek! Ongelofelijk dat hier vroeger mensen gewoond hebben. We aten wat, ik liet mijn drone nog even op en we liepen door.
Skageflå ligt ongeveer op de helft van de klim, we moesten dus nog een aardig stuk omhoog. Vanaf het hoogste punt heb je nog een keer mooi zicht op de fjord en de zeven zusters. Tijdens de tocht terug naar Geiranger loop je voornamelijk tussen de bomen en planten en heb je weinig zicht op de fjord. Het was oké maar dit is wel echt het minder leuke gedeelte van de hike. Toen we rond 15 uur bij Geiranger aankwamen leek het weer om te gaan slaan, toen we in de auto stapten en wegreden ging het los. We prezen ons geluk en gniffelden om de zomers geklede toeristen die we nog omhoog zagen lopen tijdens onze afdaling. Top dag!
We reden verder naar Ålesund, een grote plaats aan de kust. We beklommen de 418 treden tellende trap naar de fjellstua, een restaurant van waar je voorheen een schitterend uitzicht had op Ålesund. Echter moet je tegenwoordig 10 euro aftikken om op het uitzichtplatform te komen. Dat deden we maar niet. Vanaf de trap zelf heb je ook mooi zicht en ik was er 7 jaar geleden ook al eens geweest. We liepen nog een rondje langs de haven, aten een hamburger en we reden door.
We besloten om naar Runde te gaan, een eiland ten zuidwesten van Ålesund dat bekend staat om de vele vogels die er verblijven. Ook de papegaaiduiker zou hier te spotten zijn. De weg er naartoe leidt over een aantal smalle hoge bruggen waar je elkaar alleen op verbrede punten in kan halen. Alle eilandjes zijn hier op deze manier met elkaar verbonden, erg mooi stuk om te rijden. We gingen op zoek naar een toffe plek om onze tent op te zetten maar omdat het al laat werd en omdat het een beetje begon te regenen kwamen we uit bij een camping in het plaatsje Goksøyr aan de noordzijde van het eiland. Slapen.
De volgende ochtend was het gelukkig droog. De campingchef gaf aan dat we er, om de papegaaiduikers te zien, eigenlijk ‘s avonds rond 8 uur hadden moeten zijn. We hadden het zelf ook al gezien maar hij vertelde ook dat het slechter weer zou worden die ochtend. We besloten om toch een rondje over het eiland te doen. Het begon redelijk zonnig maar het weer sloeg zoals voorspeld om. Keiharde wind, hagel, sneeuw, alles. Gelukkig hadden we regenpakkies bij dus niks aan de hand. Maar uiteraard geen papegaaiduiker te zien 😀.
Met gierende banden weg daar! In het noorden zou het beter weer zijn. We reden naar Molde, waar we een kleine hike liepen. Ik vond het niet zoveel, na Besseggen en Geiranger viel dit wel een beetje in het niet. Via de Atlantic Road reden we nog verder naar het noorden. We vonden een fantastisch mooie plek om onze tent op te zetten in een natuurgebied net boven de Atlantic Road. Het was inmiddels helemaal opgeklaard en we konden lekker even relaxen in de zon.
Zaterdag reden we door naar het eiland Tustna net boven Kristiansund waar we de Jurtinden a.k.a. de vliegenberg beklommen. Dit was misschien wel de heftigste van de hele vakantie, wat een klim. Bovendien werden we van beneden tot boven vrijwel continu vergezeld door tientallen irritante kutvliegen. Het uitzicht was wel weer spectaculair. Het leuke aan dit soort hikes is dat ze een stuk minder bekend zijn. Je ziet hier dan ook vrijwel geen toeristen, we kwamen alleen wat locals tegen die graag een praatje aanknoopten.
Op de weg terug naar beneden liepen we verkeerd waardoor we een heel stuk moesten bushcraften. Via drassige velden, dichtbegroeide bossen en gladde met mos bedekte rotsen moesten we een weg naar beneden zien te vinden. Ik was kaput!
We reden verder richting Trondheim vanwaar we de volgende dag terug zouden vliegen. We overnachten op een camping aan de Trondheimfjord die helemaal vol stond met hondenliefhebbers. Iedereen had één of meerdere honden bij, allemaal van die kutkeffertjes, wat de fak! De campingbaas wist te vertellen dat er een hondenshow in het nabijgelegen dorp was. “That explains all the crazy ladies” zei hij.
De laatste dag liepen we een rondje door Trondheim en bezochten we Rockheim, een museum over de muziekcultuur in Noorwegen. Leuke afsluiter van alweer een top vakantie!